Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4652

Datum uitspraak2007-10-02
Datum gepubliceerd2007-10-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6349 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

WAO-schatting met behulp van het Claim Beoordelings- en BorgingsSysteem (CBBS).


Uitspraak

05/6349 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 september 2005, 05/1234 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 2 oktober 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 21 augustus 2007, waar partijen, zoals tevoren was bericht, niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN Verwezen wordt naar de eerder tussen partijen gewezen uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2004, 03/1678 en van 29 november 2004, 03/3618. Partijen hebben in deze uitspraken berust. Ter uitvoering van deze uitspraken heeft het Uwv bij besluit van 2 februari 2005, verder: het bestreden besluit, het bezwaar van appellant tegen de besluiten van het Uwv van 5 maart 2002 en 19 februari 2003 wederom ongegrond verklaard. Bij het besluit van 5 maart 2002 is aan appellant met ingang van 7 maart 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, welke uitkering bij besluit van 19 februari 2003 met ingang van 7 maart 2003 ongewijzigd is voortgezet. Uit de aangevallen uitspraak blijkt dat de rechtbank het eens is met de medische en arbeidskundige beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegen. De rechtbank heeft overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts inlichtingen heeft ingewonnen bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en vervolgens aanvullende beperkingen wat betreft de belastbaarheid van appellant heeft vastgesteld. Volgens de rechtbank heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat hij verdergaand beperkt is dan de bezwaarverzekeringsarts heeft aangenomen. De stellingen dat er bij appellant sprake zou zijn van "geen duurzaam benutbare mogelijkheden" en dat hij niet in staat zou zijn om met anderen samen te werken, heeft appellant naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd. Aanwijzingen voor de juistheid ervan zijn volgens de rechtbank ook niet gebleken uit de gegevens van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige schattingen op de data die thans in geding zijn voldoen aan 's Raads jurisprudentie met betrekking tot de eisen die aan een WAO-schatting met behulp van het Claim Beoordelings- en BorgingsSysteem (CBBS) worden gesteld. Appellant heeft in hoger beroep zijn stellingen wat betreft “geen duurzaam benutbare mogelijkheden” en het niet kunnen samenwerken met anderen herhaald. Medische gegevens die zijn standpunt zouden kunnen ondersteunen, zijn in hoger beroep niet overgelegd. De Raad oordeelt als volgt. De Raad heeft in hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep is aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om over het bestreden besluit anders te oordelen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft gedaan. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank over de vastgestelde belastbaarheid van appellant op de data die thans in geding zijn. De beschikbare medische gegevens bevatten onvoldoende aanknopingspunten om op het psychisch vlak andere of zwaardere beperkingen te aanvaarden dan die, welke door het Uwv en de rechtbank reeds in aanmerking zijn genomen. In hoger beroep zijn geen afzonderlijke grieven tegen het oordeel van de rechtbank over de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies aangevoerd. De Raad overweegt dat hij in lijn met zijn uitspraak van 17 april 2007, LJN: BA2955, wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak over de medische geschiktheid van de geselecteerde functies onderschrijft. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en C.W.J. Schoor en H.G. Rottier als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2007. (get.) K.J.S. Spaas. (get.) I.R.A. van Raaij. JL